Niet te geloven – ds. G. van den Dool

Op Weg 2023  - 08
Door : Ds. G. Van den Dool

Niet te geloven

‘Eén van de twaalf, Tomas, was er niet bij toen Jezus kwam…
(Johannes 20: 24)

 

Tomas is als ‘ongelovig’ spreekwoordelijk geworden. Of dat terecht is valt te bezien. Het beeld dat Johannes ons van Tomas geeft is dat van een serieus mens die niet alles zomaar aanneemt en durft dóór te vragen. Toen Jezus besloot zijn zieke en inmiddels gestorven vriend Lazarus op te zoeken, was Tomas het die zei: laten we meegaan om met Hem te sterven. Met zijn scepsis en realisme wordt van hem gezegd: hij is één van de twaalf, die de gemeente van de toekomst uitbeelden. Met andere woorden: is hij ook niet één van ons?

Je herkent hem in mensen vandaag die op hun manier net als hij met Jezus waren opgetrokken en betrokken waren bij de kerk. Maar toen gebeurde er iets dat ze niet konden rijmen met een God die liefde is, het geloof kon steeds minder worden verbonden met wat ze meemaakten, misschien ook wel omdat medegelovigen zo tegenvielen.  En zo ging dat geloof haarscheurtjes vertonen. Gaandeweg gleden ze eruit weg en uiteindelijk lieten ze het achter zich als een jas die niet meer paste. Ook al bleef er veel dierbaar.

Ja en soms kon een lied op de televisie zomaar weer iets van oud verlangen oproepen… Alsof het toch nog bij hen hoort.

Maar tegelijk dat gevoel: hoor ík er nog wel bij…..?

Tomas was er die eerste paasavond niet bij. Maar hij hoort er wel bij! Met nadruk wordt hij één van de twaalf genoemd.

Dat zijn vrienden Jezus gezien hadden, hij kon daar niets mee. Wat in zíjn ogen nog gebrand stond was dat kruis…..

Hoe zou daar werkelijk iets van God in kunnen zijn, als Hij, Gods liefde in eigen persoon, zo gruwelijk strandde in het onrecht van deze wereld? Hoe zou zo’n verschijning ook maar iets kunnen betekenen om toch weer hoopvol te kunnen geloven? Tomas kan alleen geloven als hij ook de wonden kan zien en tasten. Daarmee toont hij zich allerminst oppervlakkig. Het is voor hem niet genoeg als hij Jezus zou herkennen in een stralende gestalte die al dat lijden ver achter zich heeft gelaten. Nee, geloven kan hij pas als de Levende de tekenen van zijn lijden nog draagt… Hij kan alleen in Christus geloven als zijn Heer, hij kan in Hem alleen de grote God van Israël herkennen, als de wonden nog herkenbaar zijn. Alleen als het kruis niet is uitgegomd uit het verhaal, alleen dan zal Tomas kunnen geloven. Intussen is hij er een week later toch weer bij. Ook nu weer blijkt: welke dichte deuren ook verhinderen de Levende niet in het midden te staan – tot op vandaag! Hij neemt Tomas met zijn vragen en twijfels volkomen serieus! De Goede Herder kent zijn schapen.

 

Tomas ziet en komt zo tot inzicht, en daarmee: tot geloof. Want dat is geloof: niet wat mensen er zo vaak van hebben gemaakt – een stel dogma’s en onmogelijke waarheden waarbij je als je de kerk binnenkomt je verstand in het offerblok moet hebben ingeleverd. Maar een nieuw leren zien. Dat je Jezus leert zien als weg om te gaan – naar God, naar de ander, naar de toekomst. Als Licht waarin je hoopvol kunt leven. Dat je bij Hem telkens weer mag ontdekken wat leven kán zijn, in volle diepte en rijkdom, en dat dat nooit kan doodlopen. En dat je zo ook ruimte en veerkracht krijgt om aan te kunnen wat op je weg komt.

 

Het zien van de wonden is nu genoeg, het lijkt wel of tasten voor Tomas nu niet meer hoeft. Zo overkomt het hem als hij in de kring van zijn medediscipelen, in de kring van de gemeente, die persoonlijke ervaring opdoet. ‘De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik geboren en getogen……’

‘Mijn Heer, mijn God…..’ roept hij uit.

Woorden trouwens, waarmee de Romeinse keizer zich liet aanbidden… Geen aardse macht, alleen Hij die ons de voeten wast en in liefde zijn leven geeft voor de wereld verdient het zo aanbeden te worden… en gevolgd. Niet onbelangrijk hierbij is trouwens de rol van de discipelen.

Toen Tomas er die eerste paasavond niet bij was, hebben ze hem niet laten zitten. Ze vertelden ervan dat de Heer in hun midden was. Mede dankzij hun zorg voor hem kon het voor Tomas tot die ervaring komen… In de gemeente mogen we elkaar niet loslaten.

 

Tomas – Dydimus, ‘tweeling’ betekent zijn naam. Tomas, de mens tussen geloof en ongeloof… Dat dubbele van verlangen naar geloof en het zo moeilijk kúnnen… Wie herkent dat niet bij zichzelf? De grote theoloog Paul Tillich zei ooit: bij het geloof hoort ook de twijfel, ze zijn als de holle en bolle kant van dezelfde lepel. Dat komt omdat geloof iets heel eigens is. Iets heel anders dan weten dat twee plus twee vier is. Geloof is een diepste betrokkenheid die in staat is tot overgave maar die ook de aanvechting kent. Iemand als Maarten Luther kon daar aangrijpend over vertellen. Altijd zal de twijfel als schaduw meegaan op de weg van het geloof. Als onvermijdelijk onderdeel van juist ook gerijpt geloof. Is geloven niet telkens weer zeggen “en toch” – omdat je uiteindelijk toch niet anders kúnt?

 

‘Geef je ongeloof op en gelóóf’ zegt de Heer tegen Tomas. Als je je leven verbindt met Jezus mag je vertrouwen dat je met ook je meest klemmende vragen uiteindelijk tot vrede wordt gebracht. Nee er komen lang niet altijd antwoorden.

Maar er zal altijd een weg zijn om te gaan: de weg die Christus Zelf voor ons wil zijn.

 

Het verhaal gaat dat Tomas uiteindelijk de apostel van India is geworden en daar ook is gestorven. En er staat ook een evangelieboek op zijn naam. Ze hebben het gevonden, in Egypte. Of het van hem is, wie zal het zeggen. Maar alle reden om aan te nemen dat er echt iets met hem is gebeurd.

 

Wat ook met ons wil gebeuren.…

 

Deze en andere berichten van onze predikanten verschenen in ons kerkblad Op Weg.

Klik hier om meer te lezen.