Het is misschien wel een overbekend beeld, Jezus die op een ezel Jeruzalem binnen zal gaan. Op een manier zoals niemand die als koning gezien werd dat ooit eerder deed. Jezus kwam binnen als geen ander. Door toedoen van zijn leerlingen krijgt het tafereel toch een koninklijke lading. Het dier wordt belegd met kleden, en ook de weg voor Jezus wordt wordt bedekt met mantels. Vorstelijk wordt Jezus onthaald. Maar aan de andere kant lijkt de situatie helemaal niet op een koninklijk onthaal. Jezus wordt koninklijk binnengehaald op een onbereden veulen, onwennig, een dier zonder status, als geen ander. Zelf koos Jezus voor de nederige manier. In de tekst wordt gezegd: De Heer heeft dat nodig; onwennig, anders, vernieuwend, maar juist niet op een bombastische grootse manier. Maar juist op een onbereden veulen als Koning Jezus. Jezus was groot in wat hij deed voor ons, voor de ander, door klein te worden in wat hij deed voor zichzelf. Een grote koning, is een kleine koning. Groot zijn, is dan eens klein worden voor de ander. Groot zijn is klein worden voor God, die klein werd voor ons. God die groot is, en wij die klein zijn, dat is (H)eerlijk!